
Dit heeft bij kinderopvangorganisaties geleid tot verschillende vormen van registreren en aantonen. Vaak gaat dit globaal, maar sommige toezichthouders werken met zeer gedetailleerde overzichten. Daarin wordt per medewerker en soms zelfs per uur de vormgeving van de coaching beschreven, wat veel administratieve lasten met zich meebrengt.
Echter, in het besluit kwaliteit kinderopvang wordt niet gevraagd om een beschrijving die zo specifiek is, meldt de Brancheorganisatie Kinderopvang (BK). Er bestaat geen eis over hoe aangetoond dient te worden dat coaching heeft plaatsgevonden. Alleen is beschreven dat iedere beroepskracht recht heeft op jaarlijkse coaching. De BK is over de overdreven gedetailleerde toetsing in gesprek gegaan met GGD GHOR Nederland. Die heeft nu aangegeven dat er wordt getoetst op:
-
het X-aantal coaching uren
-
de verdeling over locaties
-
of elke pm’er coaching ontvangt
Alleen als een toezichthouder ‘gerede twijfel’ heeft of er voldoende uren coaching zijn ingezet, dan wel of iedere pm’er coaching heeft ontvangen, mag de toezichthouder nadere informatie vragen aan de houder. De houder moet aan deze vraag voldoen. Een toezichthouder mag niet vooraf, zonder aanleiding, om deze nadere informatie vragen. Kinderopvangorganisaties die een ‘handhaving’ krijgen, kunnen tegen het besluit van de gemeente een bezwaar indienen.