Beleid, Bestuur, Management & Pedagogiek in het kindcentrum

Minder strenge drie-uursregeling en vaste-gezichtenregels, meer ruimte voor ‘verzachtende omstandigheden’

Aanbieders van kinderopvang hoeven niet meer de exacte tijdstippen vast te leggen waarop van de beroepskracht-kindratio wordt afgeweken. Per 1 juli 2023 wijzigen de drie-uursregeling en het vaste gezichtencriterium. Een besluit relevant voor alle houders van kindercentra.


De verplichtingen zijn nu: houders nemen in het pedagogisch beleidsplan de algemene kaders op over de inzet van het personeel, de BKR en het afwijken hiervan volgens de drie-uursregeling. Houders mogen vanaf 1 juli 2023 tijdelijk een andere beroepskracht inzetten dan een vast gezicht. Dit mag als een vast gezicht ziek is, verlof heeft of op vakantie is. De houder moet dan wel een aantal zaken bijhouden:

  • hoeveel beroepskrachten, afhankelijk van de BKR, per groep ingezet worden en wat daarbij de gangbare personeelsdiensten en de reguliere pauzetijden zijn (let op: dit geldt ook voor houders die geen gebruik maken van de drie-uursregeling)

  • in welke situaties wordt afgeweken van de BKR

  • welke pedagogische afwegingen daarbij gelden

  • hoe aandacht wordt besteed aan de behoeften van het kind als er minder beroepskrachten worden ingezet

Omdat de controlerende GGD’en daarover in de dagelijkse praktijk een standpunt hadden ingenomen, is er nu ook plaats voor ‘verzachtende omstandigheden’ bij controle en handhaving. ‘In het toezicht en de handhaving kan rekening gehouden worden met verzachtende omstandigheden in brede zin, als gevolg van het personeelstekort’, schrijft SZW-minister Van Gennip aan de Tweede Kamer.

‘Als sprake is van verzachtende omstandigheden, beschrijft de toezichthouder de situatie in het inspectierapport. Het kan voorkomen dat een houder zich heeft ingespannen om te voldoen aan de kwaliteitseisen, maar daar bijvoorbeeld vanwege het personeelstekort niet in is geslaagd. De veiligheid van de kinderen moet hierbij wel altijd worden geborgd. Als de toezichthouder vindt dat er een verantwoorde keuze is gemaakt, kan de toezichthouder de omstandigheden beschrijven en betrekken in zijn advies aan de gemeente om al dan niet te handhaven.’